Meestal bepalen toestelparameters welke communicatieobjecten van het apparaat op het KNX netwerk beschikbaar zijn, maar ze bieden ook de mogelijkheid om het gedrag van het apparaat op de bus te finetunen.
We bekijken hiervoor het volgende voorbeeld: een drukknop met één tuimelschakelaar die drie gebouwfuncties kan ondersteunen: schakelen, dimmen en lamellengordijnen.
De werking van de tuimelschakelaar wordt bepaald door een parameter die 'functie' wordt genoemd. U kunt deze parameter instellen via het dialoogvenster voor de toestelparameters in ETS.
Als de 'functie'-parameter op schakelen is ingesteld, wordt 'object nr. 0 - schakelen - 1 bit' in ETS voor dit apparaat beschikbaar gesteld.
Als de 'functie'-parameter op dimmen is ingesteld, worden 'object nr. 1 - schakelen - 1 bit' & 'object nr. 2 - relatief dimmen - 4 bit' + de extra parameters 'dimmen lange duwtijd uit' & 'dimstap' beschikbaar gesteld voor dit apparaat in ETS.
Als de 'functie'-parameter op lamellengordijnen is ingesteld, worden 'object nr. 3 - omhoog/omlaag - 1 bit' & 'object nr. 4 - stap/stop - 1 bit' + de extra parameter 'bewegen lange druktijd uit' beschikbaar gemaakt voor dit apparaat in ETS.
Overzicht
1) functieparameter = schakelen
Beschikbaar object:
- object nr. 0 - schakelen - 1 bit
2) functieparameter = dimmen
Beschikbare objecten & parameters:
- object nr. 1 - schakelen - 1 bit
- object nr. 2 - relatief dimmen - 4 bit
- parameter 'dimmen lange druktijd uit
- parameter 'dimstap
3) functieparameter = lamellengordijnen
Beschikbare objecten & parameters:
- object nr. 3 - omhoog/omlaag - 1 bit
- object nr. 4 - stap/stop - 1 bit
- parameter 'bewegen lange druktijd uit