Deze wizard controleert of alle nodige stappen tijdens de ingebruikname succesvol verlopen zijn. Deze controle kan uitgevoerd worden voor alle deelnemers in het project, voor één specifieke busdeelnemer of voor alle busdeelnemers die met een specifiek groepsadres verbonden zijn. De functionaliteit is vergelijkbaar met de stap "Apparaten controleren" van de wizard Groepsdiagnose, maar werkt op alle apparaten in het project, niet alleen op de apparaten die verbonden zijn met een specifiek groepsadres.
Het tabblad Apparaatdiagnose kan opgeroepen worden via de projectmenubalk 'Diagnose' > Apparaatdiagnose. De volgende secties beschrijven de twee stappen:
Basiscontrole
De volgende controles worden uitgevoerd:
- Zijn alle programmavlaggen in het project ingesteld? De Cfg-vlag wordt alleen in aanmerking genomen op het PL/RF-medium.
- Kan het apparaat worden bereikt via de bus (ping)?
- Is het applicatieprogramma geladen en actief? Voorwaarde is dat het applicatieprogramma in de installatie hetzelfde is als in het project, anders mislukt deze test en wordt er een fout in de lijst weergegeven.
Een voortgangsbalk toont hoeveel apparaten tot dan toe zijn gecontroleerd (x y). De controle kan op elk moment worden afgebroken.
Alleen fouten worden in de lijst weergegeven.
Als er geen apparaat in een lijn kan worden bereikt, verschijnt er een niet-modale melding na het derde apparaat (terwijl de wizard zijn controles op de andere apparaten voortzet). De mededeling stelt voor om de meest voorkomende oorzaken van het probleem te controleren (topologieproblemen, verkeerd lokaal adres, ontbrekende stroomvoorziening, kabelbreuk) en biedt aan om deze lijn over te slaan en door te gaan met de volgende.
De gebruiker kan doorgaan met de 'Uitgebreide controle' of hier de wizard verlaten.
Uitgebreide Controles
Voor alle apparaten in het project/selectie die de 'Basiscontroles' hebben doorstaan, worden de volgende controles uitgevoerd (voor apparaten die de controle niet hebben doorstaan, wordt het resultaat van de vorige controle nogmaals weergegeven op dit tabblad):
- Leest de verbindingstabellen van de apparaten in de installatie en vergelijkt ze met de toewijzingen van de geprojecteerde groeps-adressen.
- De adrestabellen moeten identiek zijn.
- Associatietabel:
- De zendende associaties moeten identiek zijn.
- De ontvangende associaties moeten identiek zijn, met uitzondering van hun relatieve volgorde.
- Groepsobjecttabel:
- Voor groepsobjecten is de vergelijking in de volgende gevallen succesvol:
- Alle vlaggen en objectlengte zijn gelijk.
- Extra controle 1: Er zijn geen groepsadressen toegewezen aan het communicatieobject of de communicatievlag is niet ingesteld. Komen de gegevens in het apparaat en de projectgegevens overeen?
- > In dit geval worden de resterende vlaggen en de objectgrootte genegeerd.
- Extra controle 2: Er werden geen groepsadressen aan het communicatieobject toegewezen en de communicatievlag in het project staat actief. De gegevens op het apparaat komen niet overeen met de projectgegevens.
- > In dit geval is de vergelijking OK. ETS heeft dit expliciet afgedwongen!
- Voor groepsobjecten is de vergelijking in de volgende gevallen succesvol:
Een voortgangsbalk toont hoeveel apparaten tot dan toe zijn gecontroleerd (x y). De controle kan op elk moment worden afgebroken.
Alleen fouten worden in de lijst weergegeven.